Antonio de Curtis, beter bekend als Totò, is een van de meest geliefde en invloedrijke figuren uit de Italiaanse filmgeschiedenis. Hij werd in Napels geboren in de wijk Rione Sanita, op 15 februari 1898 als Antonio Vincenzo Stefano Clemente. Zijn moeder Anna was van eenvoudige komaf, maar zijn vader Giuseppe de Curtis was een markies. Antonio werd door zijn vader niet officieel erkend en droeg daarom de achternaam van zijn moeder. Ook omdat hij buiten het huwelijk geboren was.
Van bastaard tot edelman
Antonio groeide op in armoede, maar wist met zijn unieke talent, humor en charisma uit te groeien tot een nationale legende. Zijn hele jeugd was hij gezien als een kind zonder vader. En daarom sloot hij in 1933 een deal met de markies Francesco Maria Gagliardi Focas. Die adopteerde hem in ruil voor een lijfrente. Totò kreeg zo alsnog een respectabele achternaam en een adellijke titel. Toen zijn biologische vader hem een paar jaar later uiteindelijk toch erkende kreeg Totò er nog meer namen en titels bij. Dit zorgde ervoor dat zijn uiteindelijke naam de volgende werd:
Antonio Griffo Focas Flavio Ducas Komnenos Gagliardi de Curtis van Byzantium, Zijne Keizerlijke Hoogheid, Palatijnse Graaf, Ridder van het Heilige Roomse Rijk, Exarch van Ravenna, Hertog van Macedonië en Illyrië, Prins van Constantinopel, Cilicië, Thessalië, Pontus, Moldavië, Dardanië, de Peloponnesos, Graaf van Cyprus en Epirus, Graaf en Hertog van Drivasto en Durrës.
Totò gebruikte deze lange adellijke naam ook echt, maar vooral om de spot te drijven met de adel. Mensen die zich zoveel beter voelden dan het eenvoudige volk waarmee hij zelf was opgegroeid. De naam die hij meestal formeel gebruikte was kortweg Antonio de Curtis.

Prins van de lach
Totò was een meester in fysieke en verbale komedie, met een stijl die leek op die van Charlie Chaplin. Zijn gezichtsuitdrukkingen, absurde grappen, woordspelingen en improvisatietalent maakten hem onweerstaanbaar voor het publiek. Al op zijn 15de trad hij op als komiek en in de jaren ’20 verhuisde hij naar Rome. Daar begon hij op te treden in theaters. Zijn film carrière begon hij in 1937 en in de twee decennia erna groeide hij uit tot een van Italië’s populairste filmsterren. In totaal speelde Totò in meer dan 100 films, waarvan velen nog steeds als klassiekers worden beschouwd. In het begin van de jaren 40 en 50 werd Totò een van de populairste acteurs van Italië. Enkele van zijn bekendste films zijn:
- Totò, Peppino e la… malafemmina (1956) – een cultkomedie waarin hij samen met Peppino De Filippo schittert.
- Totò a colori (1952) – een van de eerste Italiaanse films in kleur, waarin zijn theatrale stijl nog sterker uit de verf komt.
- Uccellacci e uccellini (1966) – geregisseerd door de beroemde Pier Paolo Pasolini, waarin Totò een onverwacht poëtische en serieuze kant van zichzelf laat zien.

Niet alleen een clown
Hoewel Totò vooral bekend staat als komiek, had hij ook een diepzinnige en melancholische kant. Hij schreef gedichten en teksten in het Napolitaans, waarin hij thema’s als liefde, dood en sociale ongelijkheid behandelde. Zijn bekendste gedicht is ‘A livella. Dit is een bitterzoete reflectie op de dood, waarin hij benadrukt dat iedereen, rijk of arm, gelijk is in het graf.
Een blijvend icoon
Totò overleed op 15 april 1967 in Rome, maar zijn nalatenschap leeft voort. In Italië is hij nog steeds een cultureel icoon. Zijn films worden nog regelmatig uitgezonden, quotes uit zijn films zijn deel van het dagelijks taalgebruik geworden. En hier in zijn geboortestad zie je hem overal in het straatbeeld voorbij komen.
Tijdens onze tours in Napels zullen we het altijd op een moment over Toto hebben. Je kunt namelijk niet om hem heen. In souvenirwinkels zie je beeldjes van hem en in Rione Sanita vind je zijn geboortehuis en vele eerbetonen. En door de hele stad vind je schilderingen van de Prins van de Lach.



